Soms probeer ik me manmoedig op te stellen. Als echtgenoot en vader. Dan steek ik eens m'n handen uit de mouwen, blijken het twee linkerhanden te zijn.
Je ziet in de achtertuin de droogmolen in vol ornaat staan. Zonder was. Laat ik die molen opbergen, is het stellige voornemen. Na het ontgrendelen, krijg ik de zwenk-armen niet tegen de hoofdbuis gevouwen. Die armen zakken tot aan de grond. Gebukt sta ik het gevaarte in positie te wurmen. Het lijkt wel een dans van mens, metaal en kunststof. Ik raak verstrikt. De dans wordt een aanval. Alsof ik word ingekapseld door een buitenaards wezen. Van een van de vier armen krijg ik een metalen muilpeer. Je hoopt dat de buren niet bij toeval uit het raam kijken. En zo getuige zijn van de strubbeling van mij met pak 'm beet veertig meter drooglijn. De molen geeft zich niet gewonnen. Dan werk ik deze tegen de grond door 'm uit de bodemhuls te verwijderen. Dat zal 'm leren.